De Brabantse Pijl was nooit zo interessant als dit jaar. In de eerste plaats omdat we na anderhalve klassiekerloze week met z’n allen snakken naar een nieuwe koers. Maar ook omdat het ons een idee geeft van wat de renners in september voor de wielen geschoteld krijgen op het Wereldkampioenschap in Leuven. Redenen genoeg dus om het parcours eens van naderbij te gaan bestuderen.
Credits aan Pierre Hulpiau en Wiebe Ceulemans
Met mijn vaste fietskameraden, Jokkinho, Thibounty en Willem, spreek ik af in hartje Leuven. Traditioneel begint de Brabantse Pijl hier op de kleine kasseitjes van de Grote Markt, tussen het fraaie Stadhuis en de Sint-Pieterskerk in. Dit jaar gaan ze door coronamaatregelen enkele honderden meters verderop van start, op het Ladeuzeplein. Jokkinho – in volledige Wanty-tenue, geschonken door Fredje Veuchelen himself - is al jaar en dag onze wegkapitein en overloopt het parcours: via de Sint-Janbergsesteenweg trekken we naar de Smeysberg om van daaruit de lokale ronde te gaan verkennen. De Hagaard, de Hertstraat, de Moskesstraat, de Holstheide en de Brusselsesteenweg maken er een pittig toertje van. De renners zullen woensdag drie keer deze ronde moeten afleggen, wij houden het bij één keer.
Ik toon het niet aan mijn kameraden, maar het overlopen van het parcours doet me al heviger zweten dan de temperatuur vereist. De dag voordien heb ik nog een hardnekkige blessure opgelopen en ik sta dus gehavend aan de start van de verkenning. Tijdens het verorberen van mijn wekelijkse pizza Hawaï, was mijn eerste hap veel te gretig. Een verbrand gehemelte was het logische gevolg. Ik verbijt de pijn en kruip toch op mijn fiets.
Op naar de druivenstreek. De weg naar daar loopt dus over de Sint-Janbergsesteenweg. Eigenlijk begint het typische op- en afrijden van de Brabantse Pijl hier al. Afhankelijk van hoe de wind staat kan je op de Sint-Janbergsesteenweg wel een hoog tempo ontwikkelen. De afdalingen lanceren je altijd opnieuw voor de korte hellingen waardoor je alles in principe op de grote plateau kan doen.
Na een tiental kilometer draaien we de Smeysberg (600m, 8,3%) op, een beetje de symbolische toegangspoort tot de druivenstreek. De Smeys is vooral bekend onder de locals, maar minder bij het grote publiek. Dat komt omdat hij in de Brabantse Pijl veel te vroeg in het parcours valt om een scherprechter te zijn. Bij het komende WK zal dat veranderen, want daar maakt hij deel uit van de plaatselijke rondes. Ik heb de Smeys ondertussen al vaak genoeg opgereden om niet meer verrast te zijn, maar als je hem niet kent, schrik je je een ongeluk als de muur voor je opdoemt. Tot 17% stijgingspercentage. In ons geval wil dat zeggen: op het laagste verzet naar boven. Het grootste verschil kan je maken na de steilste stukken, wanneer je denkt boven te zijn, want dan volgt nog een verraderlijke uitloper. Wie daar enkele tanden groter kan schakelen, kan een serieuze dreun verkopen aan de tegenstand. Het kost me al meteen moeite, maar ik slaag er toch in om het wiel van mijn reisgezellen te behouden. Al vermoed ik dat ze meer overschot hebben dan ik.
Vanaf de top is het nog een tiental kilometer tot bij het plaatselijke parcours. Voldoende tijd om te bekomen voor de volgende helling: de Hagaard (300m, 10,2%). Een helling voor de explosieve types. Als er nog energie in de tank zit, kan je hier een redelijk tempo aanhouden en ben je zo boven. De smalle, holle weg door een stukje bos maakt dat je wel oplettend moet zijn. Onze wegkapitein zet ons even (bewust?) op scherp door in het gootje te sukkelen bij de start van de klim. Het werkt, want we komen allemaal relatief ongeschonden boven en dichter bij een valpartij zullen we niet meer komen.
Via de Terhulpsesteenweg dalen we richting Hertstraat (700m, 4,7%). De scherpe rechtse opdraai zorgt ervoor dat je de snelheid van de afdaling helemaal verliest. De Hertstraat is een brede, rechttoe rechtaan kasseiklim. De meeste amateurs kiezen hier voor het voetpad om naar boven te rijden, maar echte flandriens, zoals wij, rijden op de kasseien. Wie van slechte wil is, zou ook kunnen zeggen dat we de techniek niet hebben om op het voetpad te springen of, zoals de profs, in het gootje rechts te rijden. Achter mij hoor ik een vloek van Thibounty, hij is uit zijn klikpedaal geschoten. Het zwaartepunt ligt in het eerste gedeelte. Daar is het kwestie van op de macht naar boven te rijden. Er vallen gaatjes, Willem flitst me voorbij, maar op de top zijn de verschillen toch weer beperkt. De lange geasfalteerde uitloper kan nog verrassen, maar deze klim is, zolang je in je klikpedalen blijft, niet van het kaliber dat je er gigantische verschillen op teweeg kan brengen.
De nieuwe kasseien op de Moskesstraat liggen nog vol zand.
Dat is de volgende helling wel. De Moskesstraat (500m, 9,2%), tot twee jaar geleden nog onbekend en onbemind, tot hij in het WK-parcours van 2021 werd opgenomen. Sinds vorig jaar maakt hij ook deel uit van de Brabantse Pijl. Enkele maanden geleden lagen de kasseien er hier nog abominabel bij waardoor het echt een verschrikking was. Nu is de weg heraangelegd en spelen de kasseien eigenlijk niet meer zo’n grote rol. De steilte naar het einde van de klim daarentegen – de laatste 100m loopt meer dan 15% op - maakt het nog steeds erg lastig. Voor mij is dit veruit de zwaarste helling van het parcours. Tactisch als ik ben, besluit ik om meteen voor mijn eigen tempo te kiezen en me niet te fixeren op de rest. Het juiste verzet zoeken en proberen tempo te maken vanuit het zadel, want versnellen kan je op het einde sowieso niet meer doen. Het is kwestie van het verval tot een minimum te beperken. Ik kom dan wel als laatste boven, maar de achterstand op Thibounty en Willem is minimaal en ik verpulver mijn PR op Strava. En dat met een verbrand gehemelte. Benieuwd of de profs woensdag even hard zullen sterven als ik. Het lijkt me alleszins dat de Moskesstraat sowieso voor spektakel gaat zorgen, ondanks de heraangelegde kasseien.
Als voorlaatste helling op de plaatselijke rondes is er nog de Holstheide (1km, 5,3%). Al bij al valt deze klim goed mee. Het asfalt ligt prima en het steilste stuk ligt in het begin van de klim. Eenmaal je dat overleefd hebt, worden de percentages een stuk draaglijker. Jokkinho heeft duidelijk nog zin om er een goede snok aan te geven. Traditiegetrouw klamp ik me vast aan het laatste wiel in de trein. Tot Willem onverwacht parkeert op het einde van het steilste stuk. Ik slaag erin om in mijn tempo te blijven en snel hem voorbij, maar het wiel van Thibounty ben ik kwijt. Ik kijk even naar beneden. “Zegt dat ge te woanig zijt’, staat er op mijn bovenbuis te lezen. Meer heb ik niet nodig om nog wat harder op mijn tanden te bijten en de kloof te dichten. Ik twijfel zelfs even of ik nog een ultieme demarrage kan plaatsen, maar bedenk me en spaar me voor de eindsprint. Opnieuw rijd ik, tegen alle verwachtingen in, in het wiel naar boven.
Vanaf daar is het nog een kleine tien kilometer tot de aankomst op de Brusselsesteenweg in Overijse. De voorbije jaren deden de renners vlak voor de finish nog het Schavei, maar dit jaar is die niet in het parcours opgenomen door wegenwerken. Nu komen de renners naar de aankomst geklauterd langs de Brusselsesteenweg zelf (1,3 km, 4,3%), via de zogenaamde S-bocht rond de kerk. Deze klim is iets minder steil dan het Schavei, maar wel langer. Eigenlijk stelt hij, net als het Schavei, niet zo bijster veel voor. Maar door de vermoeidheid valt hier een finale krachtsontplooiing van een van de favorieten niet uit te sluiten. Al speelt de wind een grote rol. Als de wind op de kop staat, zoals tijdens onze verkenning, ontneemt dat alle zin om nog een uitvalspoging te doen. We rijden in groep op tempo naar boven. De vlakke eindsprint zal moeten beslissen wie deze verkenning op zijn naam mag schrijven. Bij de aanzet merk ik al snel dat mijn gehemelte te veel parten speelt. Het is uiteindelijk wegkapitein Jokkinho die Willem klopt met een fietslengte voorsprong.
De betere staat van de Moskesstraat en de afwezigheid van het Schavei hebben het parcours er niet zwaarder op gemaakt dan vorig jaar. Al zal de opeenstapeling van hellingen zeker en vast voor de nodige schifting zorgen. Wij deden slechts een vijftigtal kilometer van het parcours en ik moet eerlijk zijn: zelfs al was ik topfit geweest, dan nog had ik serieus afgezien. Toch ga ik ervan uit dat de renners die in de Vlaamse Ardennen op de voorgrond reden, ook hier de plak gaan zwaaien. De krachtigste renners zijn in het voordeel op deze typische korte hellingen. Mijn pronostiek? Wout haalt het in een sprint met vier voor Matthews, Laporte en Van Avermaet.
Commentaires