Pijn, stress, refreshen en vloeken. Mijn Wielermanager samengevat.
Mijn voorjaar in 5 woorden?
Pijn, stress, refreshen, vloeken, nederigheid.
Het begon nochtans als een meesterplan: Pogačar, Philipsen, Van Aert, Benoot...
Ik had zelfs budget over voor een paar onbekende patatten die “in bloedvorm” waren volgens de Sporza-podcast —
spoiler: ze hadden vooral bloedvorm in de kin na elke valpartij.
En toen begon de miserie:
Omloop: Wærenskjold wint.
Mijn kopmannen? Ja, die vonden vooral wind vangen, stoempen voor plek 43 en selfies maken met de lokale frituur leuk.
Dwars door Vlaanderen:
Ik zat klaar. Vol hoop. Mijn ploeg stond op scherp: plaats 2, 3, 4 én 5 netjes in de rangen.
Pure klasse. Tactisch vernuft. Manager van het Jaar, dacht ik.
Maar ja, wie won?
Een verdwaalde renner uit een B-ploeg die normaal koersen rijdt waar zelfs de finishboog nog moet opgeblazen worden.
Jumbo-Visma kreeg een hak gezet.
Ik kreeg de hak recht tussen mijn wielermanagerbenen.
Elke week hetzelfde ritueel:
Refreshen alsof mijn leven ervan afhing.
Een stijging van 100 plaatsen vieren alsof ik de Ronde zelf gewonnen had,
om vervolgens keihard te crashen naar plek 18.000,
alsof ik in de laatste kilometer lek reed, ketting brak én tegen een dranghek vloog. Tegelijk.
Ik had meer pech dan een Fransman in de Tour.
Mijn knechten haalden minder punten dan de reclamekaravaan.
Op rustdagen droomde ik serieus van een carrière als bierproever. Minder stress, meer resultaat.
Win or Die, heette mijn ploeg.
Spoiler: het werd vooral... Die.
Tot de Giro-manager!
Waar ik opnieuw vol trots een team samenstel van klimmers die na 3 dagen buiten tijd rijden,
sprinters die verdwalen in de Dolomieten,
en klassement mannen die sneuvelen op de eerste pizza.